Met Palmzondag begint de Goede Week, waarin christenen het lijden en sterven van Jezus herdenken.
Zondag – Palmpasen: In de week voor Pesach trekken veel Joden naar Jeruzalem. Zo ook Jezus en Zijn apostelen. Onderweg spreekt Jezus voor de derde keer over Zijn lijden, sterven en opstanding. Als ze bij Betfage (‘vijgenhuis’) aankomen, vraagt Jezus twee apostelen een ezelin en een veulen te halen voor Zijn intocht in Jeruzalem. Die ezel herinnert aan een oude profetie en brengt de verwachtingen rondom Jezus tot een kookpunt. Een grote menigte komt Jezus tegemoet met palmtakken (vandaar de naam ‘Palmpasen’) en spreiden hun mantels voor Hem uit op de weg. Terwijl Jeruzalem nadert, huilt Jezus over het lot van de stad. Hij gaat naar de tempel en maakt schoon schip door alle handelaars weg te jagen. Daarna overnacht Hij in Bethanië.
Maandag – De volgende dag gaat Jezus opnieuw naar Jeruzalem. De rest van de dag is Jezus in de tempel om te vertellen over het Koninkrijk van God. De spanning tussen Jezus en de hogepriesters en Farizeeën loopt de komende dagen steeds hoger op. Ze zouden Jezus maar wat graag gevangennemen, maar ze zijn bang voor de reactie van het volk. Veel mensen zien in Jezus namelijk een profeet.
Dinsdag – Vandaag is Jezus opnieuw in de tempel, tot grote ergernis van de hogepriesters en schriftgeleerden. Ze stellen Hem strikvragen. Dan verlaat Jezus de tempel en Jeruzalem – waarschijnlijk voor de laatste keer voor Zijn arrestatie. Samen met Zijn leerlingen gaat Hij op de Olijfberg zitten. Daar vertelt Hij hun over het einde van de wereld en Zijn wederkomst.
Woensdag – De hogepriesters en schriftgeleerden komen bij elkaar in het paleis van hogepriester Kajafas. Daar beramen ze een plan om Jezus met een list gevangen te nemen en te doden. Intussen woont Jezus een feestmaal bij in het huis van Simon in Bethanië. Daar zalft Maria (de zus van Martha en Lazarus) Hem met dure nardusolie, ter waarde van een jaarloon in die tijd. Daarop gaat Judas Iskariot naar de hogepriesters. Tegen een ‘vergoeding’ van dertig zilverstukken – de prijs van een slaaf – zoekt hij een geschikt moment om Jezus uit te leveren.
Witte Donderdag – Op deze eerste dag van het Feest van het Ongedesemde Brood eten Jezus en Zijn twaalf leerlingen van het Pesachmaal. Tot verbazing van de apostelen wast Jezus zelf hun voeten – normaal de taak van een slaaf. Jezus voorspelt wat er die nacht gaat gebeuren, waarop Judas plotseling vertrekt. Na de maaltijd zingen ze lofliederen en vertrekken ze naar de Olijfberg, naar de hof van Getsemane.
Het pesachmaal: Het is inmiddels nacht. Jezus vraagt Zijn vrienden te waken, maar ze vallen in slaap. Judas grijpt zijn kans en verraadt Jezus met de beruchte Judaskus. Jezus wordt gearresteerd en meegevoerd, eerst naar Annas en vervolgens naar de hogepriester Kajafas (de schoonzoon van Annas). Daar proberen de hogepriesters een valse getuigenverklaring tegen Jezus te laten afleggen, op grond waarvan ze Hem ter dood kunnen veroordelen.
Intussen staat Petrus zich bij het vuur te warmen op de binnenplaats van het paleis van Kajafas. Hij verloochent Jezus tot drie keer toe en dan kraait er een haan. Precies zoals Jezus eerder die nacht heeft voorspeld.
Goede Vrijdag – In alle vroegte leveren de hogepriesters Jezus over aan Pilatus, de Romeinse prefect. Ze willen dat Jezus met zijn toestemming ter dood wordt gebracht. Als Pilatus hoort dat Jezus oorspronkelijk uit Galilea komt, stuurt hij Hem door naar Herodes, die op dat moment ook in Jeruzalem verblijft. Maar Herodes trekt Hem spottend een pronkgewaad aan en stuurt Hem terug.
Pilatus probeert Jezus vrij te krijgen, maar het volk kiest voor de vrijlating van de crimineel Barabbas. De Romeinse soldaten kleden Jezus uit in de binnenplaats van het gerechtsgebouw en geselen Hem. Ze doen Hem een scharlakenrode mantel om, zetten een kroon van doorntakken op Zijn hoofd en geven Hem een rietstok in Zijn rechterhand. Ze vallen spottend voor Hem op de knieën: “Gegroet, koning van de Joden”.
Het is tussen 8 en 9 uur in de ochtend als Jezus op Golgota wordt gekruisigd. Om 12 uur valt er een duisternis over het hele land, die drie uur duurt. Dan sterft Jezus met de uitroep “Het is volbracht”. Het voorhangsel in de tempel scheurt van boven tot onder in tweeën. De aarde beeft, rotsen splijten en graven gaan open.
Aan het begin van de avond raapt Josef van Arimatea al zijn moed bij elkaar en vraagt hij Pilatus om Jezus’ lichaam. Hij krijgt toestemming en samen met Nikodemus begraaft hij Jezus (gewikkeld in linnen doeken) in een rotsgraf in zijn eigen tuin.
Stille Zaterdag – Het is sabbat. Verbijsterd zullen de overgebleven elf apostelen (Judas heeft zich een dag eerder van het leven beroofd) bij elkaar gezeten hebben. Met de deuren op slot, doodsbang als ze zijn.
De hogepriesters en Farizeeën regelen intussen bewaking bij Jezus’ graf bij Pilatus: “Anders komen Zijn leerlingen Hem heimelijk weghalen en zullen ze tegen het volk zeggen: “Hij is opgestaan uit de dood”, en die laatste leugen zal nog erger zijn dan de eerste.”
Paaszondag – Vlak na zonsopgang gaan de vrouwen naar het graf om het lichaam van Jezus te verzorgen. Dan zien ze dat de steen is weggerold. Tot hun schrik zit er een in het wit geklede jongeman in het graf: “Hij is opgewekt uit de dood, Hij is niet hier”. Johannes vertelt dat Jezus het eerst verschijnt aan Maria uit Magdala. Ze ziet Hem eerst aan voor de tuinman.
Later die dag verschijnt Jezus aan twee volgelingen die op weg zijn naar Emmaüs. Ook zij herkennen Hem eerst niet. De twee gaan meteen terug naar Jeruzalem om het aan de andere volgelingen te vertellen. Terwijl ze nog aan het vertellen zijn, staat Jezus opeens in hun midden: “Ik wens jullie vrede. Zoals de Vader Mij heeft uitgezonden, zo zend Ik jullie uit”.
Bekijk de website van HH. Jacobus en Johannesparochie
Volg het nieuws uit Haaksbergen
Tekst: HH. Jacobus en Johannesparochie
Een productie van RTV Sternet